Raad stemt ondanks verwarringen in met ruimte gevend camperbeleid, “We willen het seizoen verlengen”

Ommen – Het kamperen met een camper maakt al jaren een groei door in Nederland. Volgens de BOVAG is het aantal campers in particulier eigendom sinds 2015 met 53 procent gegroeid, naar een kleine 140.000 begin vorig jaar. Tijdens de coronajaren is dat nog eens in een stroomversnelling gekomen. In de zomer van 2020 werden -vergeleken met het voorgaande jaar- 75 procent meer nieuwe campers verkocht.

Ook in Ommen is die groei merkbaar. Het aantal camperaars dat de gemeente bezoekt neemt ieder jaar toe, beamen ook de recreatieondernemers. Wat het dagelijks bestuur van de gemeente betreft biedt dat kansen voor de lokale economie; vooral met het oog op verlenging van het toeristisch seizoen. Maar een verruiming in de kampeermogelijkheden voor campers vraagt ook om regulering.

De gemeente kent in haar kampeerbeleid en bestemmingsplannen geen aparte aanduiding voor camperplaatsen. Elke plek waar een caravan mag staan, mag ook worden gebruikt voor een camper. Behalve bij de reguliere campings, is dat ook op de kleinschalige kampeerterreinen; zoals kamperen bij een boer.

Aanbod

Bij de vele campings in Ommen is vanzelfsprekend al een groot aantal plekken waar ook campers terecht kunnen. Meestal voorzien van alle gemakken: van toiletgebouwen en speelterreinen, tot aan zwembaden en supermarkten. “Er zijn kampeerders die echt op een gewone camping willen staan. Maar er zijn er ook bij die uitsluitend op een camperplaats willen staan”, meent recreatiewethouder Leo Bongers. Die laatste groep pakt het allemaal wat bescheidener aan, en staat doorgaans ook geen weken op dezelfde plek.

Camperplaats Landgoed de Stekkenkamp is op het moment de enige actieve camperplaats.

Het aanbod van zulke ‘eenvoudige’ camperplaatsen, met louter enkele basisvoorzieningen, is op het moment zeer beperkt in de gemeente. De enige actieve en specifiek bedoelde camperplaats is de sinds 2005 geopende locatie op Landgoed de Stekkenkamp aan de Beerzerweg. Formeel zijn daar 14 plekken, met nog een overloopveldje waar incidenteel 5 à 6 campers terecht zouden kunnen.

Aan de Zwolseweg zal dicht bij het centrum binnenkort nog een luxere camping openen, die zich vooral richt op campers. Daar zijn in de basis evenveel vergunde plekken als aan de Beerzerweg. Maar in tegenstelling tot bij de Stekkenkamp zullen hier ook sanitaire voorzieningen zijn.

Camperplaats

De reguliere campings spelen ook in op de marktverandering. Bijvoorbeeld met het aanbieden van goedkopere plekken, met enkel basisvoorzieningen. De gemeente geeft daarnaast aan steeds vaker benaderd te worden door (potentiële)aanbieders. Maar een euvel waar tegenaan wordt gelopen is de periode waarin gekampeerd mag worden.

Feitelijk is dat alleen in de ruime zomerperiode toegestaan; van 15 maart tot en met 31 oktober. Die beperking is er vooral met het oog op het tegengaan van oneigenlijke bewoning. Het camperseizoen is volgens de Nederlandse Kampeerauto Club (NKC) echter niet te vergelijken met het ‘reguliere’ kampeerseizoen. Volgens de club gaat de gemiddelde camperaar zes keer per jaar op pad, en tijdens alle jaargetijden.

De NKC verwacht dat de populariteit van de camper in de toekomst alleen maar meer zal groeien. En stelt ook vast dat camperaars een grote diversiteit heeft in overnachtingsplekken die zij zoeken. Volgens de club is er vooral een groeiende behoefte aan camperplaatsen voor een kort verblijf, en met minimale voorzieningen.

Warme landen

Tegelijkertijd blijkt uit gesprekken dat het bij de Stekkenkamp de afgelopen jaren niet vol heeft gestaan. En ook andere aanbieders geven aan dat zij geen nee hebben hoeven te verkopen. Er wordt door de ondernemers dan ook nog enigszins betwijfeld in hoeverre de groei zal blijven aanhouden. Er wordt verwacht dat een deel van de camperaars na de coronapandemie (weer) richting de ‘warmere’ landen zal trekken.

De consensus is wel dat mensen die een camper kopen, dat doen met het oog op een jarenlang gebruik. Maar gezien de uitzonderlijke afgelopen paar jaren is de toekomst nu simpelweg moeilijk te voorspellen. Toch vindt het college op basis van cijfers van de NKC en de gevoerde gesprekken, het wenselijk dat er meer mogelijkheden komen voor camperplaatsen.

“Het aantal camperaars is enorm toegenomen, en er is ook groep van potentiële aanbieders van campingplaatsen. Dat heeft ons doen denken dat we toch eens moeten kijken naar het beleid”, motiveerde wethouder Bongers vorig jaar al. “We zien een trend waarin we graag tegemoet willen komen. We willen het seizoen verlengen; en zo bijvoorbeeld het centrum ook in de winter en het naseizoen levend houden.” Het college wil met hun voorgestelde nieuwe beleid vooral voor de vraag en behoefte uit zijn.

Suggesties

De vraag was wel welke uitbreidingen (en in welke vorm) gewenst zijn. Om die vraag beantwoord te krijgen is de gemeente de hort opgegaan, en in gesprek gegaan met allerlei partijen. Van grote campings met alle voorzieningen tot kleine boerencampings, en ook met de Stekkenkamp. Daarnaast is er ook gesproken met de NKC, de HISWA-RECRON, en vertegenwoordigers van het platform Recreatieondernemers Ommen.

Gevraagd werd hoe zij de ontwikkelingen rondom het camperkamperen ervaren, en welke suggesties er zijn voor aanpassingen van het beleid. Dat heeft geleid tot een aantal uitgangspunten en richtlijnen over hoe de gemeente wil omgaan met het verruimen van het camper kamperen, welke zijn geduid in de opgestelde notitie camperbeleid.

“De conclusie is dat wij ruimte willen bieden aan meer plekken voor campers. Maar dat dan wel bij bestaande campings moet gebeuren, dan wel kampeerboerderijen en andere vergunde kleine campings”, aldus Bongers. “Het aanbieden van camperplaatsen door particulieren op eigen erf is nu niet toegestaan, en dat willen we zo houden. We willen dat het degelijk gebeurt, en een hoge standaard gehandhaafd blijft.”

Jaar rond

Het kampeerbeleid voor de reguliere kampeerterreinen hoeft niet te worden aangepast. Voor de kleinschalige kampeerterreinen wil het college het beleid zo aanpassen dat zij in plaats van enkel seizoensgebonden, het volledige jaar open mogen zijn. Verder benadrukt de gemeente dat het niet zelf een camperplaats zal gaan exploiteren. “Wij zien dit, net als andere vormen van kamperen, als een zaak van de ondernemers.”

Volgens het voorstel wil het bestuur binnen het bestaande kampeerbeleid meewerken aan plannen voor nieuwe kleinschalige campings, dan wel het voor campers geschikt maken van bestaande. Die kleinschalige campings zijn in de praktijk meestal gevestigd bij boerenerven. Volgens het kampeerbeleid mogen er 10 van zulke campings zijn, met ieder 25 plekken. Daarvan zijn er reeds vijf, en is er dus ruimte voor nog vijf nieuwe. Bij het realiseren van camperplaatsen stelt het college voor om wel enkele eisen stellen.

Zo moet de ruimte en de ondergrond voldoende geschikt zijn dat de meeste reguliere campers er terecht kunnen; niet alleen omgebouwde bestelbusjes. Verder vindt het college dat er bij alle camperplaatsen minimaal de beschikking moet zijn over een elektriciteitsaansluiting, drinkwater, een mogelijkheid om vuilwater en (cassette)toilet te lozen, en zo mogelijk draadloos internet. Daarnaast wil het college dat de inpassing de beleving van het landschap niet verstoord.

Hoewel het relatief meevalt, zijn er vooral in het hoogseizoen wel eens ‘wildcamperaars’ te zien in Ommen. Mensen die hun camper zomaar ergens neerzetten en er overnachten, bijvoorbeeld op de Voormars of het veldje bij de Vecht. Dat is nu niet toegestaan, en zal met het nieuwe beleid ongewijzigd blijven. Het is wel denkbaar dat dit met het groeiende animo voor het camper kamperen ook zal toenemen. “Dat willen we juist tegengaan, ook nu we meer ruimte bieden voor de reguliere plaatsen. Dat is wel iets waar we streng en wanneer nodig extra op blijven toezien”, zegt Bongers.

Omvang

Het voorstel werd eind januari voorgelegd aan de raadscommissie, die er toen positief op reageerde. Wel waren er twijfels of er niet te veel eisen werden gesteld aan de ondernemers. “Stroom, water, afvalwater lozen en zo mogelijk WiFi. Waarom zulke eisen stellen? We zouden het juist aan de markt moeten overlaten of die faciliteiten er wel of niet zijn. We gaan hiermee op de stoel van ondernemer zitten, en dat lijkt ons niet gewenst”, opperde D66-fractievoorzitter Henri Mors.

“Camperaars die zelfvoorzienend zijn, en dat zijn de meeste campers, die moeten straks dus gaan betalen voor allerlei faciliteiten die ze niet willen. Zijn we op deze manier niet aan het discrimineren?”, vroeg Mors een week terug aan de wethouder. Volgens de D66-veteraan worden ondernemers er mee gedwongen onnodige investeringen te doen, en is er juist ook een behoefte voor meer eenvoudige camperplaatsen.

Ook de LPO wilde bij monde van Rob Dalenoort weten waarom alle plaatsen, aan alle eisen moeten voldoen. “Is er geen enkele ruimte voor differentiatie, met ook low budget plekken?” De wethouder reageerde dat niet zo te zien: “We horen dat veel camperaars bij het ontbreken van bepaalde faciliteiten toch anders kiezen. Heel low level camperen is ook niet de doelgroep waar wij op willen in zetten. Wij denken aan doelgroepen die ook gebruik maken van bijvoorbeeld de horeca. Doelgroepen waarvan wij denken dat passen bij Ommen.”

Zorgen dat met het jaar rond toestaan van overnachtingen op kleinschalige campings illegale permanente bewoning volgt zijn volgens Bongers niet nodig. Daarin ligt volgens de wethouder ook deels een verantwoordelijkheid bij de ondernemer. Zo is er een verplicht nachtregister, en moet er gewoon toeristenbelasting worden betaald. Bij de Stekkenkamp is de toegestane overnachtingsperiode bijvoorbeeld maximaal drie keer 24 uur.

Boeren

Bij de besluitvormende vergadering van de gemeenteraad afgelopen 3 februari bleek de tendens in principe ongewijzigd. Het CDA wilde dat er in plaats van de nog beschikbare ruimte die er nu al is, onbeperkte ruimte komt voor boeren. Ze kwamen met een amendement waarmee onder andere het maximale toegestane aantal voor kleinschalige campings geschrapt zou worden. Bij agrarisch bedrijven zouden dan overnachtingsmogelijkheden voor maximaal vijf campers worden toegestaan als verdienmodel. “Boeren hebben het al moeilijk genoeg. Dit biedt ze een extra verdienmodel”, motiveerde Harry Löwik (CDA) het amendement.

Het amendement kon niet op steun rekenen van de andere fracties. De verplichtingen per camperplaats blijven er mee van kracht, wat voor enkele partijen toch een struikelpunt bleek. Volgens de ChristenUnie en VVD is er nu nog voldoende ruimte, en zou de extra gecreëerde ruimte vooral te voorbarig zijn. Wel riep de CU op om voor de lange termijn een vinger aan de pols te houden.

Wethouder Bongers ontraadde het amendement ook. “We willen niet dat her en der bij elk agrarische bedrijf campers komen te staan. Dat willen we juist reguleren. Kamperen op een kleinschalige camping bij een boer is een optie. Maar dat is iets anders dan alles universeel vrijgeven”, reageerde Bongers.

Voorkeur

Door de D66 werd samen met de VOV een motie ingediend. Daarmee werd bovenal voorgesteld om in plaats van de minimale voorzieningen bij elke camperplaats te verplichten, dit als voorkeur te benoemen. Wat Mors (D66) betreft is het niet noodzakelijk dat elke plek al die voorzieningen heeft. “Daar zit namelijk de hele crux. Als het per camping is zou het nog wel meevallen. Maar er staat daadwerkelijk per camperplaats”, verklaarde Mors.

Mede-indiener Middelkamp (VOV): “Er zijn juist camperaars die geen behoefte hebben aan alle voorzieningen die verplicht worden gesteld. Waarom zouden we de ondernemers die verplichting op willen liggen, dat er voor iedere plaats geïnvesteerd moet worden in al die voorzieningen.”

Wat Middelkamp betreft gaan de verplichte minimale voorzieningen uit het beleid, en bepaald de markt zelf wat ze bieden. “Laten we de markt zijn werk doen.” Meer fracties waren het niet eens met de verplichte eisen. “Waarom moeten alle plaatsen aan dezelfde eisen voldoen, en is er geen ruimte voor differentiatie? Bijvoorbeeld voor sommige camperaars die low budget willen camperen”, vroeg Dalenoort (LPO) zich af.

De PvdA sprak steun uit voor die motie. Daarentegen was de VVD van mening dat de motie niet aansluit bij het voornemen om de kwaliteit hoog te houden. Net als het amendement ontraadde Bongers de motie. “Wij hebben gezegd dat we de kwaliteit willen waarborgen”, reageerde de wethouder. Volgens de wethouder wordt er niet op de stoel van de ondernemers plaatsgenomen: “Er is in Ommen ontzettend veel keus voor elk wat wils. Ook ondernemers zelf maken daar keuzes in, om binnen de eigen ruimte differentiatie aan te brengen. Laat het gewoon aan de ondernemers over. En laten wij gewoon kaders stellen die voor de hele gemeente gelden.”

Verwarring

Die reactie bevreemde de raadsleden. “Waarom wordt de motie nou ontraden? De kaders blijven overeind, alleen zijn enkele voorzieningen niet afdwingbaar maar worden ze als voorkeur gesteld”, vroeg Gerrit Jan Ekkelkamp (CU) zich af. Ook mede-indiener Gerrit Middelkamp (VOV) snapte niet waarom er zo rigide moet worden vastgehouden aan die verplichte voorzieningen. “De opmerking van de wethouder ‘we laten het aan de ondernemers over’, die (de motie, red.) sluit daar dus ook volledig bij aan. Juist die argumenten die we net hebben gehoord, zouden dus juist betekenen dat hij deze motie zou moeten omarmen. Dan kunnen wij niet vatten dat de wethouder hem afraadt”, reageerde een enigszins verbaasde Mors (D66).

Toen werd duidelijk dat er, nadat er al met al een kleine twee uur over het voorwerp was vergaderd, er de hele tijd een verwarring over een definitie was. In het camperbeleid wordt geschreven dat de minimale eisen gelden voor ‘alle camperplaatsen’. Dat werd door in ieder geval de indieners van de motie ogenschijnlijk geïnterpreteerd als elke individuele plek waar een camper kan staan.

“Terwijl ik denk dat ook de ondernemers hebben gedacht, en ook hebben willen voorzien in voorziening per camping. En niet per camperplaats. Ik denk dat daarin een gigantische spraakverwarring is”, realiseerde Mors zich. “Er blijkt inderdaad een stuk spraakverwarring te zijn als het gaat om het voorzieningenniveau. Het gaat erom dat er op de campingplaatsen enkele voorzieningen geregeld zijn, maar het gaat er niet om dat per unieke plek deze voorzieningen zijn”, reageerde Bongers.

De wethouder trok zich het boetekleed aan over de onduidelijkheid: “Daarin zijn wij denk ik niet scherp genoeg geweest in deze notitie.” Bongers bleef de motie nog wel ontraden, want daarmee zouden de minimale eisen alsnog vrijblijvend zijn. Als er in plaats van camperplaats, camping in de notitie zou komen te staan zou de motie wat Mors betreft overbodig kunnen worden.

De wethouder stelde in plaats daarvan voor om een begrippenlijst toe te voegen aan de notitie, waarmee de onduidelijk over wat er wordt bedoeld met ‘camperplaats’ weg moet worden genomen. Het college en de indieners leken daarmee op dezelfde lijn te zitten.

Volgens de formele volgorde werd eerst over het amendement gestemd; waar alleen de indiener CDA mee instemde. Daarna werd het ongewijzigde voorstel uiteindelijk aangenomen met 11 stemmen voor; alleen het CDA stemde met haar vier zetels tegen.

Vervolgens werd direct begonnen met de stemming over de motie. Per abuis werd daarbij vergeten om de indiener te vragen of deze nog wel ter stemming moest komen. “Gelet de verklaring en toezegging van de wethouder zou die dus voor ons overbodig zijn. (…) Dan zijn we bezig met een symbolische actie”, reageerde Mors in zijn stemverklaring. Maar aangezien de stemming al was begonnen, werd deze wel afgerond. De praktisch overbodig geworden motie werd daarbij met negen stemmen tegen verworpen. Löwik stelde dat het CDA niet voor kon stemmen, omdat de motie deels het amendement van zijn partij tegensprak.

Behalve het CDA en de VVD stemde ook de LPO met haar vier zetels tegen de motie. Alhoewel daar wellicht ook weer sprake was van een verwarring. Dalenoort (LPO) gaf als stemverklaring: “De boeren hebben zeker onze steun, maar gezien de investeringen die nodig zijn en de behoeften op dit moment, lijkt het ons niet nodig om voor de motie te stemmen.” Het gaat in de betreffende motie echter geen enkele keer over boeren, in tegenstelling tot het weggestemde amendement.

Evaluatie

Het college stelde zelf al voor om de komende jaren de vinger sterk aan de pols te houden, en om de vraag en het aanbod over enkele jaren opnieuw met elkaar te confronteren. Tijdens de raadscommissie vergadering werd door Simone Pol (PvdA) al gevraagd of dit niet concreter kon, en stelde voor over twee jaar te gaan evalueren. Tijdens de raadsvergadering werd hier opnieuw naar gevraagd, waarbij Bongers toe zegde dit te gaan doen.