Bedelaarskolonie Ommerschans ontvangt Europees Erfgoedlabel

Ommerschans – De voormalige bedelaarskolonie Ommerschans in de gelijknamige buurtschap heeft het Europees Erfgoedlabel ontvangen. Dat label is een erkenning die door de Europese Unie wordt verleend aan cultureel erfgoed dat een belangrijke rol speelt in de Europese geschiedenis, cultuur en integratie. Elke twee jaar kunnen nieuwe kandidaten worden voorgedragen voor de lijst, waarvan er hoogstens één ‘erfgoed’ per land wordt geselecteerd door een onafhankelijke Europese jury.

Aan de voordracht gaat een uitgebreide aanvraag- en selectieprocedure vooraf. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is uiteindelijk verantwoordelijk voor de voordracht van Nederlandse kandidaten. Het Label wordt beheerd door de Europese Commissie, en anno 2021 staan er 48 erfgoedsites op de lijst. Behalve de Ommerschans, staan in Nederland ook het Vredespaleis, Kamp Westerbork en het Verdrag van Maastricht op de erfgoedlijst.

Wethouder Ko Scheele (l.) van Ommen en wethouder Mary Looman van Hardenberg onthulden vanmiddag een bordje met daarop het label.

Het Europees Erfgoedlabel werd eerder verkregen door inzet van de Historische Vereniging de Ommerschans. Om het label kenbaar te maken hebben wethouder Ko Scheele van Ommen en wethouder Mary Looman van Hardenberg vanmiddag een bordje onthuld, vlak naast het kanon dat enkele jaren terug werd geplaatst. Gedeputeerde Roy de Witte van de provincie Overijssel was ook aanwezig.

Weldadigheid

De Ommerschans werd in de zeventiende eeuw gebouwd als verdedigingswerk op de in de zomermaanden begaanbare route door het veen van Ommen naar Friesland en Groningen. Belangrijkste wapenfeit is in 1672 de verovering door ‘Bommen Berend’, de strijdlustige bisschop van Münster, Bernard van Galen. De verdediging, gevormd door 146 musketiers en 55 piekdragers, vluchtte alleen al bij het zien van het bisschoppelijke leger naar het noorden. In de achttiende eeuw werd de schans een groot munitiemagazijn.

Na de Franse overheersing opende de Maatschappij van Weldadigheid in 1819 als deel van de Koloniën van Weldadigheid een ‘onvrije kolonie’ in het verlaten fort. Die Koloniën van Weldadigheid waren een idee van generaal Johannes van den Bosch, om de armoede in Nederland te bestrijden. In Willemsoord en op drie plekken in Zuidwest-Drenthe werden honderden kleine boerderijtjes gebouwd, met wat land eromheen. De gezinnen konden daar gaan boeren. Dit waren de ‘Gewone Koloniën’. Later bouwde Van den Bosch ook koloniën in België.

Strafkolonie Ommerschans

In 1820 werd de strafkolonie geopend. Kolonisten of gezinnen uit de gewone koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord die zich niet aan de regels hielden, werden als straf naar de Ommerschans gebracht, en daar opgesloten. In deze strafkolonie werden ‘onwillige’ kolonisten die zich schuldig maakten aan bijvoorbeeld diefstal, drankmisbruik, ontucht of brutaliteit heropgevoed. Dagelijks liepen deze ‘paupers’ vanuit het centrale gesticht met hun bewakers naar de boerderijen of werkplaatsen op het terrein waar ze dan aan het werk moesten. De grote boerderijen werden geleid door voorbeeldige kolonisten uit Frederiksoord, die door de Maatschappij als hoevenaar werden aangesteld.

Het was daar hard werken, en voor weinig geld. De beloning voor arbeid was fl. 1,50 per week, waarvan fl. 1,- werd gehouden voor kost en werkkleding. De 50 cent die men overhield was vooral nodig om extra eten -als aanvulling op de maaltijden- aan te schaffen. Na verloop van tijd, als de heropvoeding geslaagd werd geacht, mocht men weer terug naar de gewone kolonie. “De kolonie Ommerschans kende beslist zijn schaduwzijden. Maar er is ook een bijzondere kant aan het verhaal. De kolonie leverde voor mensen zonder kansen een bestaan met medische voorzieningen en voor de kinderen onderwijs; tweehonderd jaren geleden beslist uniek. Het was voor het eerst dat de overheid zich bekommerde over paupers, eigenlijk een begin van onze verzorgingsstaat”, aldus de wethouder.

Bedelaarsgesticht

In 1822 werd gestart met de bouw van het bedelaarsgesticht. Dat stond los van de gewone koloniën en de strafkolonie. Het was een nieuw project van Van den Bosch, die met de landelijke en plaatselijke overheden contracten afsloot voor het opvangen van bedelaars. Enkel landlopers en bedelaars kwamen hier terecht; niet wegens diefstal of geweldsmisdrijven. Ze deden hetzelfde werk als de straf kolonisten, en mochten het gesticht verlaten als ze meer dan fl. 25,- hadden gespaard. In 1823 kwam Van den Bosch met een derde project: hij sloot een contract met de landelijke overheid om alle wezen van Nederland naar drie nieuwe gestichten in Veenhuizen te brengen.

De regering werkte mee, maar veel plaatselijke weeshuizen moesten er niets van weten. Zo kreeg men de drie gestichten, waar plaats was voor 5.500 kinderen, niet vol. Tegelijkertijd puilde het bedelaarsgesticht in de Ommerschans in 1824 al uit van de bedelaars: het was bedoeld voor 1.000 klanten en men zat al tegen de 1.200. Daarop werd besloten om het tweede gesticht in Veenhuizen te gebruiken als dependance van Ommerschans, waarmee de capaciteit werd verdubbeld. En zo werd Ommerschans decennialang de voordeur voor bedelaars, waarvan een deel dan werd doorgezonden naar Veenhuizen.

In 1859 werd de Ommerschans door de Staat der Nederlanden overgenomen, en werd het voormalige verdedigingswerk een Rijkswerkinrichting. Deze instelling werd in 1890 opgeheven. Vier jaar later opende in een nieuw gebouw wat dichter bij Balkbrug, het rijksopvoedingsgesticht voor jeugdigen Veldzicht. De voorgevel van dit monumentale gebouw bestaat nog steeds. Veldzicht werd in 1933 de ‘Rijksasyl voor Psychopaten’, kliniek voor mensen die ter beschikking aan de regering waren gesteld. Tegenwoordig is het een ‘Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP)’ die psychiatrische zorg en forensisch psychiatrische zorg verleent aan patiënten met veelal een niet-Nederlandse achtergrond.

UNESCO

Vier van de voormalige Koloniën van Weldadigheid zijn door UNESCO aangemerkt als werelderfgoed. Op die lijst staat cultureel en natuurlijk erfgoed, zoals de Waddenzee, maar ook de Chinese Muur. De koloniën in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Veenhuizen, en Wortel in België kregen het predicaat. Het Vlaamse Merksplas, Willemsoord en de Ommerschans vielen eerder al buiten de boot. De reden daarvoor is dat er nog te weinig te zien is van die koloniën. Toch hoopt de vereniging wel mee te liften van de extra naamsbekendheid.

Er zijn meerdere ‘punten’ in Europa die zowel het Europees Erfgoedlabel alsook een erkenning als UNESCO-Werelderfgoed dragen. Beide labels kunnen naast elkaar bestaan, en zijn eerder een aanvulling op elkaar. Het Europees Erfgoedlabel gaat over de gezamenlijke geschiedenis en cultuur van Europa die een plek uitdraagt. UNESCO-Werelderfgoed gaat dan weer om fysiek erfgoed dat wereldwijd uniek is en een universele betekenis heeft voor de mensheid.

“De toekenning van het Europees Erfgoedlabel bevestigt de bijzondere betekenis, het unieke verhaal en de rol die de Koloniën van Weldadigheid hebben gespeeld in de Europese geschiedenis”, zegt wethouder Ko Scheele. Er staat nu een bordje naast het kanon. Maar de droom is dat er op termijn een informatiecentrum kan komen bij de Ommerschans, zoals er wel meer ideeën zijn voor de historische locatie. Voorlopig komt er in ieder geval een stukje in het binnenkort te openen Cultuurhistorisch Centrum Ommen.

Fiets en wandeltochten

Vanuit de Ommerschans werden ook een fiets- en wandeltocht uitgezet. De fietstocht ging door het hele oorspronkelijke gebied van de Kolonie van Weldadigheid Ommerschans, waar de karakteristiek van het landschap van 200 jaar geleden nog steeds zichtbaar is. Vanaf de boerderij Veldzicht werd ook een grote wandeltocht uitgezet, waarbij het beschermd dorpsgezicht met de karakteristieke huizen en het gesticht Veldzicht zijn betrokken. Daarnaast was er een kortere wandeling onder begeleiding van een gids.